Overvaljournalistiek. Zonder meer de meest lastige vorm van woordvoering. Het kan echter iedere organisatie overkomen. Het overkwam mij deze week toen het consumentenprogramma Radar bij een klant op de stoep stond. Directe hulp was nodig, maar wat doe je dan?

Eén ding is zeker: het ondergaan van overvaljournalistiek is een ervaring die je weer met beide benen op de grond zet. Je gunt het niemand en eigenlijk toch weer wel. Het helpt namelijk mee aan  vakvolwassenheid. Het is de communicatieve Champions League.

Pittig vraaggesprek

Aangezien “Geen commentaar” nooit een optie is en ik erin geloof dat ieder media-optreden hoe dan ook een kans is, ga je het vraaggesprek aan. Of je het nou leuk vindt of niet. Op dat moment heb ik wel het gevoel dat ik het voetbalveld op moet met de opdracht nog even drie doelpunten in blessuretijd te maken. Het werd uiteindelijk een zeer pittig vraaggesprek dat na afloop aanvoelde alsof ik door de spreekwoordelijke trein was overreden. Want er waren diverse punten die voor verbetering vatbaar waren.

Wat neem ik mee uit deze ervaring?

Niet doen: bagatelliseren, de verslaggever onderbreken, teveel persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp, gespannenheid een rol laten spelen en teleurgesteld zijn in het vele knip- en plakwerk.

Wel doen: rustig blijven, empathie tonen, de tijd nemen voordat je antwoord geeft en beseffen dat woordvoering topsport is.

Intimiderend karakter

Is overvaljournalistiek eigenlijk wel toegestaan? Deze vraag is mij de afgelopen dagen veel gesteld. We leven gelukkig nog steeds in een democratie waar de persvrijheid terecht in onze Grondwet is verankerd. Dus ja, journalistiek overvallen mag. Niet iedereen is daar uiteraard altijd even gelukkig mee. Want je moet je professionele kalmte bewaren als je wordt overvallen met allerlei lastige vragen aangevuld met speculaties, insinuaties en geruchten. Frits van Exter, voorzitter van De Raad voor de Journalistiek, schrijft niet gek te zijn op dit ‘journalistieke wapen’ vanwege het ‘intimiderende karakter’. “De journalist moet met open vizier werken, waarheidsgetrouw zijn en gepast wederhoor bieden. Het verweer dat iemand die niets te verbergen heeft, ook niets heeft te vrezen, is een theorie. Wie een keer onverwacht een assertieve plopkap in het gezicht heeft gekregen, weet beter.” Hij vervolgt met: “In de praktijk blijkt de Raad hierin niet onverbiddelijk. Er zijn klachten afgewezen omdat de journalisten voldeden aan voorwaarden: er was sprake van een misstand, de beschuldigingen waren feitelijk onderbouwd, de betrokkene was eerst op normale wijze benaderd, het wederhoor kwam voldoende aan bod, er werd rekening gehouden met het privacybelang en de ‘overval’ voegde iets wezenlijks toe.”

De ervaring van deze week heeft mij weer op scherp gezet. De conclusie luidt: je wordt alleen beter in het ambt van woordvoerder door het veel te doen, te blijven (af)leren en de media te woord staan nooit beschouwen als een routineklus.

Tot slot nog enkele aanvullende vuistregels mocht die cameraploeg onverhoopt en onverwacht toch een keer bij je voor de deur staan:

  • (Her)pak de regie
  • Zorg dat je weet wat het onderwerp van gesprek is en zorg voor een snelle update van het dossier.
  • Bedenk ook wat de vragen zijn die je liever niet gesteld wilt hebben en ga op zoek naar het juiste antwoord.
  • Alleen een geoefend en geloofwaardig boegbeeld zonder mediavrees en met grondige kennis van zaken gaat voor camera.
  • Voel je ondanks de draaiende camera niet overvallen, maar ga het gesprek aan.
  • Blijf professioneel, beleefd, toegankelijk en laat je niet uit de tent lokken.
  • Geef wel je grenzen aan wanneer de fatsoensnormen dreigen te worden overschreden.
  • Zorg voor een geloofwaardig verhaal (Feiten), toon begrip (Feelings) en geef aan hoe je het vraagstuk gaat oplossen (Fixes).